18 december 2024

SGP wil update achterhaalde regels voor gebiedssluitingen visserij

Straatsburg - Na signalen uit de sector trekt de SGP aan de bel over de recente toename van gesloten visgebieden (real-time closure, RTC). SGP-Europarlementslid Bert-Jan Ruissen heeft hierover schriftelijke vragen gesteld aan de Europese Commissie, samen met collega's Sander Smit (BBB) en Ton Diepeveen (PVV).

Volgens Ruissen zijn de regels toe aan een update. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan een sluiting instellen wanneer uit een visserij-inspectie blijkt dat een vangstdrempel wordt overschreden. Dit is het geval wanneer meer dan 10% van de gevangen kabeljauw, schelvis, koolvis of wijting ondermaats is. Hoewel deze regelgeving oorspronkelijk bedoeld was om kwetsbare visbestanden te beschermen, dateert de verordening uit 2010 en houdt deze onvoldoende rekening met de actuele bestandontwikkeling.

Vanwege de sterke toename van de bestanden van wijting en schelvis in vergelijking met voorgaande jaren, vangen vissers deze soorten ook steeds vaker, inclusief jonge exemplaren. Zodoende worden belangrijke visgebieden steeds vaker gesloten. Ruissen: "Dit laat zien dat sommige regels nu achterhaald zijn. Als het goed gaat met de visbestanden, is het wellicht niet meer nodig om ze op deze manier te beschermen." De vangstmogelijkheden worden jaarlijks aangepast op basis van wetenschappelijke inzichten over de visbestanden, maar de criteria voor RTC’s blijven onveranderd. Ruissen vraagt ook om uitzonderingen voor selectieve vistechnieken met weinig bijvangst van de betreffende soorten, zoals garnalenvissers.

Een RTC wordt ingesteld voor een periode van 21 dagen en beslaat een groot gebied. Door de sterke toename van de bestanden van wijting en schelvis in vergelijking met voorgaande jaren worden belangrijke visserijgebieden steeds vaker gesloten. Dit veroorzaakt aanzienlijke problemen voor de kottervloot. De sluiting van waardevolle visgebieden leidt niet alleen tot economische schade, maar dwingt vissers ook om uit te wijken naar andere gebieden, wat resulteert in een verhoogde visserijdruk daar.

De schriftelijke vragen:

Uitvoeringsverordening 724/2010 stelt vangstdrempels vast van ondermaatse kabeljauw, schelvis, koolvis en wijting waarbij realtimesluitingen ingesteld moeten worden in de Noordzee en het Skagerrak. Krachtens artikel 51, lid 2 van Verordening 1224/2009 wordt deze vangstdrempel berekend op basis van een steekproefmethode die door de Commissie is vastgesteld, en wordt uitgedrukt als percentage of gewicht ten opzichte van de totale vangst per trek van de betreffende vis. De minimale steekproefomvang is 200 kg (bijlage I, punt 3). Hoewel deze regelgeving oorspronkelijk bedoeld was om kwetsbare visbestanden te beschermen, dateert de uitvoeringsverordening uit 2010 en houdt onvoldoende rekening met actuele bestandontwikkelingen. Door de sterke toename van wijting en schelvis worden belangrijke visserijgebieden steeds vaker gesloten. Dit resulteert in economische schade en dwingt vissers om uit te wijken naar andere gebieden, wat zorgt voor een verhoogde visserijdruk daar.

1. Is de Commissie van plan om de minimale steekproefomvang en gewichtspercentages in Uitvoeringsverordening 724/2010 te updaten, gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke bestandsgegevens, en daarbij ook te bezien of wijting en schelvis uit de Uitvoeringsverordening geschrapt kunnen worden?

2. Is de Commissie bereid om te kijken naar uitzonderingsmogelijkheden voor visserijtechnieken waarbij vissers gebruikmaken van aantoonbare selectiviteitsvoorzieningen waardoor zij nauwelijks bijvangst van de genoemde soorten hebben, zoals de garnalenvisserij?